20252 |
in verwachting zijn |
in omstand:
umsjting (Q207p Epen)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
21856 |
in voorraad |
in voorraad:
i vêûrraot (Q207p Epen)
|
in voorraad zijn [staan, voorradig zijn] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18037 |
indigestie (hebben) |
maag verkleind:
máách vèrklènt (Q207p Epen)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
informeren:
infərmeerə (Q207p Epen)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
ingebeelde krankheid:
iggəbildə kraankheet (Q207p Epen)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18849 |
ingetogen |
stil:
sjtil (Q207p Epen)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
ingewanden:
iggewande (Q207p Epen)
|
ingewanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
guizen:
gŏĕsjə (Q207p Epen)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19271 |
ingrijpen |
ingrijpen:
i-grīēpə (Q207p Epen)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24960 |
inham |
inham:
inham (Q207p Epen)
|
inham, in het land inspringend gedeelte van een zee, meer of riveri [inpamp] [N 81 (1980)]
III-4-4
|