21886 |
bank van lening |
bank:
báángk (Q207p Epen)
|
de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20181 |
barensweeën |
poos:
pûûs (Q207p Epen)
|
Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
berves (Q207p Epen)
|
barrevoets [SGV (1914)]
III-1-3
|
23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
baseliek (Q207p Epen)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19313 |
bazige vrouw |
canaille:
kannaljə (Q207p Epen)
|
een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34501 |
bebroed bevrucht ei |
gehekt ei:
gǝhekt ęi̯ (Q207p Epen)
|
[N 19, 54c]
I-12
|
21551 |
bedekt een onaangenaamheid zeggen |
de waarheid zeggen:
də wórrəd záágə (Q207p Epen),
floepen:
flŏĕpə (Q207p Epen)
|
iemand bedekt een onaangenaamheid zeggen steken onder water geven [giepen] [N 85 (1981)] || iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21454 |
bedelaar |
bedelder:
bèddəldər (Q207p Epen)
|
de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21467 |
bedelaarstehuis |
logement:
lósjəmènt (Q207p Epen)
|
een instelling waar bedelaars worden opgenomen en verzorgd [kaloentjes, kalonie, kalennis] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21546 |
bedelen |
bedelen:
bèddələ (Q207p Epen)
|
aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)]
III-3-1
|