e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kuiper kuiper: kypǝr (Epen) Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.] II-12
kuis, ingetogen braaf: braaf (Epen) kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)] III-2-2
kuit brade: bro (Epen), kuit: kuut (Epen) kuit [SGV (1914)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)] III-1-1, III-4-2
kussensloop kustijk: køͅstēk (Epen) kussensloop [SGV (1914)] III-2-1
kwaad weglopen kwaad weglopen: kôêd əwegloopə (Epen) kwaad weglopen [horsen, hoorsen] [N 85 (1981)] III-1-4
kwaadspreekster klappei: klappo-ie (Epen), kletswijf: klètsj-wīēf (Epen) een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)] || klappei [SGV (1914)] III-1-4
kwaadspreker gamin (fr.): gəming (Epen), kwaadstoker: koeadsteuker (Epen) iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)] || kwaadspreker [SGV (1914)] III-1-4
kwaal kwaal: kwaal (Epen) Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)] III-1-2
kwajongen (kaartspel) kwajongen: koejonge (Epen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
kwajongensstreek wits: Van Dale: witz (Du.), grap, mop, geestigheid.  wĭĕts (Epen) min of meer onschuldige kindergrap [bate(n), bake(n)] [N 90 (1982)] III-3-1