23868 |
begeleider van het baldakijn |
hemelwacht:
Himmel-wach (Q207p Epen)
|
De begeleiders van de hemel, bijvoorbeeld vier leden van de schutterij [hiëmelwach]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18885 |
begeren |
verlangen:
verlangə (Q207p Epen),
wensen:
wunsjə (Q207p Epen)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begehrlich (du.):
begiellig (Q207p Epen)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
24092 |
begijn |
begijn:
begieng (Q207p Epen)
|
De bewoonster van een begijnhof [begien]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begreffenis (Q207p Epen),
bəgrèffənis (Q207p Epen)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
caf:
der kaffee (Q207p Epen)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
bəgraavə (Q207p Epen)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
bəgrīēpə (Q207p Epen)
|
met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18798 |
begrip, besef |
begrip:
begriep (Q207p Epen),
begrip (Q207p Epen),
belul:
bəlul (Q207p Epen)
|
besef (hij heeft er geen ~ van) [SGV (1914)] || een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22669 |
beiaard |
klokkenspel:
klo͂ͅkəsjpēl (Q207p Epen)
|
Het geheel van zuiver gestemde klokken die door een klavier bespeeld kunnen worden [klokkenspel, beiaard, carillon]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|