e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
looien looien: lø̜jǝ (Epen) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loops loops: lø&#x0304pš (Epen), lopetig: lø&#x0304pətex (Epen) loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)] III-2-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheut: sjót (Epen) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: loope (Epen) lopen [SGV (1914)] III-1-2
loper loper: lø̜jpǝr (Epen) De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.] II-3
lork lork: lark (Epen) De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] III-4-3
losse plankbrug bred: (Plank).  bred (Epen) vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1
loten loten: lotte (Epen) Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
loteren, los zitten los zitten: loos zittə (Epen) los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)] III-4-4
luchtballon luchtbal: lŏĕfbal (Epen) een ballon die kan opstijgen met een mand eronder om personen te vervoeren [ballon, luchtbal, luchtbol, luchtschip] [N 90 (1982)] III-3-1