23396 |
mariabeeld |
moedergods:
módder gods (Q207p Epen),
Módder Gods (Q207p Epen)
|
Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)] || Een beeld van Maria, de moeder van Jezus [Moeder Gods, Moeder Godes, Lievevrouwenbeeld, Mariabeeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23589 |
marialied |
marialied:
Maria-lied (Q207p Epen)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23877 |
mariaoord |
genadeoord van maria:
genade-oord va Maria (Q207p Epen)
|
Een genadeoord van Maria, Mariaoord. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23746 |
mariascapulier |
moeder godsscapulier:
Módder Gods sjabbeleer (Q207p Epen)
|
Een Maria-scapulier (Marias livrei?). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21852 |
marktkraam |
kraam:
kraom (Q207p Epen)
|
een tent, een stalletje op de markt waarin de goederen tentoongesteld zijn [kraam, schob] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21711 |
marktplein |
markt:
máát (Q207p Epen)
|
het plein in een stad of dorp waar markt gehouden wordt [mert, marktveld] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24945 |
marmer |
marmer:
marmer (Q207p Epen),
marmər (Q207p Epen)
|
marmer [SGV (1914)] || marmer, dicht, fijnkorrelig kalkgesteente dat geschikt is om te bewerken en te polijsten, in bouw- en beeldhouwkunst als grondstof gebruikt [marbel, melber] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
22739 |
marmeren beeld |
beeld:
e sjtinge bild (Q207p Epen),
(Bommerig).
e maarber beeld (Q207p Epen),
(Epen).
e maarmere beeld (Q207p Epen)
|
Marmeren beeld. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
21850 |
mars (wbd) |
kramer:
krîêmər (Q207p Epen)
|
de mand die een kramer op zijn rug heeft [mars, hot, holfrits] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24350 |
marter |
fouine (fr.):
fowieng (Q207p Epen),
wezel:
wizzəl (Q207p Epen)
|
Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)]
III-4-2
|