e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
okkernoot noot: neu-et (Epen), noat (Epen) noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)] I-7
oksaal oksaal: oksaal (Epen) Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)] III-3-3
olie olig: oalig (Epen), smout: sjmaot (Epen) olie [SGV (1914)] || olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)] III-2-3
olieverf oligsverf: ǭlexs˲[verf] (Epen) Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.] II-9
omarmen omarmen: um-èrmə (Epen) omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)] III-1-2
omheining van het kerkhof kerkhofmuur: kirkef-moer (Epen) De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)] III-3-3
omhelzen om de hals vallen: um gen hoas valle (Epen) omhelzen [SGV (1914)] III-1-2
omhooggaan stijgen: sjtīēgə (Epen) rijzen: Naar boven gaan, omhooggaan (rijzen, stijgen). [N 84 (1981)] III-1-2
omtrek, omvang omtrek: umtrik (Epen) de hoofdlijn die de grenzen van een figuur uitmaakt en er de vorm van bepaalt [omtrek, omkant] [N 91 (1982)] III-4-4
omweiden omzetten: ømzetǝ (Epen) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11