e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ouders ouders: addesch (Epen) ouders [SGV (1914)] III-2-2
ouderwets oudertijds: auwertiedsche (Epen) ouderwets [SGV (1914)] III-1-3
overall overall: øvǝral (Epen) Uit één stuk vervaardigd werkpak dat de metselaar ter bescherming over zijn gewone kleding aantrekt. [N 30, 5c; monogr.] II-9
overdragen overgaan: overgaan (Epen) Het overschrijden van de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 44] I-11
overhoop halen ondersteboven halen: undəstən-aovə (Epen) Overhoop halen (modden). [N 84 (1981)] III-1-2
overleggen overleggen: uvverléégə (Epen), plannen, het ~: pláánə (Epen) anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)] III-3-1
overrijp, beurs meletig: méélətich (Epen) Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)] I-7
overschot, restant knode: knao (Epen), rest: rès (Epen), weinigje: winnəkə (Epen) dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)] III-4-4
overtuigd overtuigd: ĕŭvertŭŭgd (Epen) overtuigd [SGV (1914)] III-1-4
overtuigen overtuigen: ĕŭvertuuge (Epen) overtuigen [SGV (1914)] III-1-4