e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasen pasen: Pòsje (Epen) Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)] III-3-3
pasfoto pasfoto: páásfootó (Epen) de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)] III-3-1
paspoort pas: paas (Epen), páás (Epen) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
passen passen: páásə (Epen) nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pesjtoeër (Epen) Een pastoor, het geestelijk hoofd van een parochie [pestoeër]. [N 96D (1989)] III-3-3
pastorie pastorie: pasteri-j (Epen), pastorie (Epen) Het woonhuis van de pastoor, pastorie. [N 96D (1989)] || pastorie [SGV (1914)] III-3-3
pateen pateen (<fr.): pateen (Epen) De pateen, gouden schaaltje op de kelk [patieën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
pater pater (lat.): pater (Epen) Een ordegeestelijke, lid van een orde of congregatie, een pater [paâter]. [N 96D (1989)] III-3-3
pater van de heilige geest paters van de heilige geest: de s staat net op de rand van het blad, ik weet niet of er nog een -t- achter hoort...  paatere van der hillige gees (Epen) De Paters van de H. Geest [Frânse paaters]. [N 96D (1989)] III-3-3
patriarch patriarch: patriark (Epen) Een aartsvader, patriarch, patriark. [N 96D (1989)] III-3-3