19120 |
razend van woede |
razentig:
raozətəch (Q207p Epen)
|
razend van woede, zeer woedend [dol, dul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21356 |
rechtbank |
gerecht:
gerich (Q207p Epen),
rechtbank:
rechbank (Q207p Epen)
|
rechtbank [SGV (1914)]
III-3-1
|
34093 |
rechterachterkwartier |
rechts achter:
rɛts ātǝ (Q207p Epen)
|
Het kwartier van de uier rechts achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116d]
I-11
|
34092 |
rechtervoorkwartier |
rechts voor:
rɛts vø̄r (Q207p Epen)
|
Het kwartier van de uier rechts voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116c]
I-11
|
24975 |
rechtop |
rechtop:
rééət óp (Q207p Epen)
|
rechtopstaand, recht omhoog staand [fiks] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rèchvêêdəch (Q207p Epen)
|
handelend naar recht en billijkheid, rechtvaardig [gerecht, gerechtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24082 |
rector |
rector (lat.):
rektor (Q207p Epen)
|
Een rector, de geestelijk leider van een klooster of gesticht. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
ri-j (Q207p Epen),
(deze ie houdt het midden tusjchen ie en ei).
rie (Q207p Epen)
|
een rij van geregeld naast elkaar geplaatste dingen [resem, reeks] [N 91 (1982)] || rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
24308 |
regenworm |
piering:
pirring (Q207p Epen, ...
Q207p Epen)
|
pier [SGV (1914)] || pier, aardworm [SGV (1914)]
III-4-2
|