e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringtang ringtang: ringtang (Epen) Tang waarmee men het varken een ring in de neus zet. [N 76, 47] I-12
ringvinger ringvinger: ringvinger (Epen) Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)] III-1-1
ringworm omloop: umloop (Epen) Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] III-1-2
rinkelen met de altaarbel schellen: sjèlle (Epen) Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)] III-3-3
rins zuurlig: zūūrləch (Epen) lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)] III-2-3
riool riool: rĭĕjool (Epen) het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)] III-3-1
rit toer (<fr.): toer (Epen) de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] III-3-1
ritselen ritselen: ritsələ (Epen) een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)] III-4-4
robinia acacia: akkaasia (Epen) De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] III-4-3
rochelen rochelen: röchele (Epen) rochelen [SGV (1914)] III-1-2