e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rozenkransmaand rozenkransmaand: roeëzekraans-mònd (Epen) De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)] III-3-3
rozijn rozijn: rozieng (Epen) Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] III-2-3
rug rug: rök (Epen) rug [SGV (1914)] III-1-1
ruilen (als spel) tuisen: toesje (Epen) Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)] III-3-2
ruin ruin: ruŋ (Epen) Gecastreerde hengst. Als de veulens één à twee jaar zijn en de ballen voldoende gezakt en zichtbaar in de balzak zijn, worden zij gecastreerd. Een hengst van drie tot vijf jaar die om de een of andere reden op deze leeftijd nog gecastreerd wordt, wordt meestal gesneden hengst en niet ruin genoemd. [JG 1a, 1b; A 4, 2c; L 20, 2c; L 39, 43; N 8, 20 en 38; S 27; monogr.] I-9
ruisen (van de wind) ruisen: rōēsjə (Epen) het geluid dat een stroom van lucht of een vloeistof maakt bij het gaan door of schuren langs iets of in zijn baan [ruisen, ruizelen, reuzelen] [N 91 (1982)] III-4-4
ruisen van bladeren ruisen: rōēsjə (Epen) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruiten in het kaartspel ruiten: Opm. o netals Fr. woord mon.  roeten os (Epen) Ruiten: Ruiten aas. [SGV (1914)] III-3-2
rukken stuiken: sjtŏĕkə (Epen) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind rukwind: rukwind (Epen) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] III-4-4