e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rund rind: renjt (Epen), rentj (Epen), reŋt (Epen) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel oreit: horei-et (Epen) horzel [SGV (1914)] III-4-2
rundvee koebeesten: kōbɛstǝ (Epen) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: roeps (Epen, ... ) rups [SGV (1914)] III-4-2
rustaltaar heiligenhuisje: hillige-huuske (Epen) Een met bloemen versierd altaar dat langs de processieroute geplaatst is, rustaltaar [mei-altaar, heiligenhuisken, hilliejehuus-je]. [N 96C (1989)] III-3-3
rusten rusten: rèùstə (Epen), röste (Epen) rusten [SGV (1914)] || Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
rusthuis gesticht: gəsjtich (Epen) een instelling waar oude mensen kunnen wonen en/of verzorgd worden [oude-mannenhuis, pekenshuis] [N 90 (1982)] III-3-1
ruw grof: groof (Epen) Ruw worden van handen en gewrichten (schraap, verharen). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw, hard ruw: roow (Epen), rouw (Epen) ruw [SGV (1914)] || zonder fijn gevoel, hard [rouw, ruw] [N 87 (1981)] III-3-1
ruw, ruig grof: groof (Epen), ruw: rouw (Epen) ruig [SGV (1914)] || ruw [SGV (1914)] III-4-4