17730 |
scheel |
scheel (bn.):
sjéél (Q207p Epen, ...
Q207p Epen)
|
Scheel zien: gebrek van de ogen waarbij de oogassen niet op eenzelfde punt gericht kunnen worden (scheel zien, blieken, een bloem op het oog hebben). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
17774 |
scheen |
scheen:
schèn (Q207p Epen)
|
scheen [SGV (1914)]
III-1-1
|
23557 |
scheepje voor de wierook |
scheepje:
sjufke (Q207p Epen)
|
Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18402 |
scheermes |
schaars:
sjáás (Q207p Epen)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19070 |
schelden, schimpen |
kritiseren (<fr.):
krĭĕtĭĕzeerə (Q207p Epen),
uitschelden:
oetschelle (Q207p Epen)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [SGV (1914)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
rakker:
rakkər (Q207p Epen)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25257 |
schepel, maat van 100 liter |
hectoliter:
héktoolĭĕtər (Q207p Epen)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 100 liter [schepel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34424 |
scheren van de schapen |
scheren:
šē̜rǝ (Q207p Epen)
|
Zie afbeelding 6. [N 77, 46; monogr.]
I-12
|
21813 |
scherp de waarheid zeggen |
de waarheid zagen:
wórrəd zaagə (Q207p Epen)
|
iemand scherp de waarheid zeggen [blijspeten, uitschijten, bijvegen, uitmesten] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
34199 |
scherp inhebben |
(een/het) ijzer inhebben:
(de koe heeft) īzǝr en (Q207p Epen)
|
Spijsverteringsstoornis die ontstaat doordat de koeien met het voedsel scherpe voorwerpen als stukjes ijzerdraad, spijkers en spelden opnemen. Wanneer deze scherpe voorwerpen in de netmaag terechtkomen, kan er een ernstige spijsverteringsstoornis ontstaan. De dieren herkauwen niet meer, nemen geen voedsel meer op en hebben een lichte trommelzucht. Omdat de netmaag slechts door het middenrif van het hart en hartenzakje gescheiden is, kunnen scherpe voorwerpen gemakkelijk daar terechtkomen. Ze veroorzaken dan een ernstige etterige ontsteking die kan leiden tot de dood van het dier. Zie ook het lemma ''scherp inhebben (ijzer)'' in wbd I.3, blz. 471-472. [N 3A, 93; A 48A, 53]
I-11
|