e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snoepje klompje: klumpkə (Epen) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snor schnauz (du.): schnouts (Epen) snorbaard [SGV (1914)] III-1-1
snorren huilen: hŭŭlə (Epen) een ruisend-brommend geluid maken, gezegd van bijv. een kacheltje [snorren, snorzen] [N 91 (1982)] III-4-4
snot snot: šnot (Epen) Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.] I-12
snotneus aap: aap (Epen), kute-naas: koe:tenaas (Epen), kōē.tenaas (Epen), kute-nelis: (= kwajongen).  kōētnélles (Epen) een kind dat zich met zaken bemoeit en daarover een mening geeft, waarvoor het nog te jong is [snotneus, snotter, aap, koetneus, plathoek] [N 85 (1981)] || snotneus [snooterbel, sjoetsnaas] [N 06 (1960)] III-1-4
snotteren snoeven: sjnŏĕvə (Epen) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snitteren, snutten). [N 84 (1981)] III-1-2
snuifje snuif: sjnŏĕf (Epen) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snuits: šnuts (Epen) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a] I-12
soep sop: sop (Epen) soep [SGV (1914)] III-2-3
soepvlees soepenvlees: soppevleisj (Epen), sóppəvleejsj (Epen) soepvlees || soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3