18158 |
stelpen van bloed |
stoppen:
sjtóppə (Q207p Epen)
|
Stelpen van bloed (struppen, stuffen, stulpen, stelpen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22367 |
stelt |
stelt:
sjtelt (Q207p Epen)
|
Elk van de beide staken met een dwarsklamp waarop men de voet zet en die gebruikt worden om daarmee grotere stappen te doen [stelt, staak, schaats]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21602 |
stemmen |
stemmen:
sjtimme (Q207p Epen)
|
zijn stem uitbrengen bij verkiezingen [stemmen, doppen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21487 |
stempelen |
stempelen:
sjtèmpələ (Q207p Epen)
|
het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22663 |
stemvork |
toongaffel:
tūəngafəl (Q207p Epen)
|
Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
19893 |
stenen omheining |
muur:
môêr (Q207p Epen)
|
een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
20323 |
sterven |
kapotgaan:
kapot goewe (Q207p Epen),
sterven:
schterve (Q207p Epen),
sjterreve (Q207p Epen)
|
Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)] || sterven, doodgaan, hemelen gaan [sjterreve, hiemmelejoaë] [N 96D (1989)]
III-2-2, III-4-2
|
21116 |
stevig, gezegd van voedsel |
stevig:
sjteevəch (Q207p Epen)
|
stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
19308 |
stiekem |
achterrugs:
aterruks (Q207p Epen),
oneerlijk:
ónîêrlək (Q207p Epen),
stiekem:
sjtīēkem (Q207p Epen),
sjtĭĕkəm (Q207p Epen, ...
Q207p Epen)
|
achterbaks [SGV (1914)] || boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)] || niet laten blijken dat iets bekend is of plaats vindt, in het geheim dingen doend [stiekem, heimelijk, tersmuiks] [N 85 (1981)] || oneerlijk, achterbakse slinkse streken [linken, slenters, slingers, slenders, list, draaiers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
inmoffelen:
i-möffələ (Q207p Epen)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|