e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stier stier: stēr (Epen), štēr (Epen) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop stijfkop: sjtiefkóp (Epen) iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] III-1-4
stijfkoppig koppig: kuppəch (Epen) niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)] III-1-4
stikken verstikken: versjtikkə (Epen) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stikmachine stikmachine: štekmǝšiŋ (Epen) De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Kn√∂fel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237] II-10
stille regen sneeuwregen: sjnīēje-réén (Epen) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stinken stinken: sjtīēnkə (Epen) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stoel stoel: štōl (Epen) stoel [SGV (1914)] III-2-1
stoelen op het priesterkoor koorstoelen: koeërsjteul (Epen) De stoelen op het priesterkoor [koeërsjteul?]. [N 96A (1989)] III-3-3
stoep pavei: pauuej? (Epen) stoep [SGV (1914)] III-3-1