18940 |
verbruien |
bederven:
bədèrrəvə (Q207p Epen),
mislukken:
mislukkə (Q207p Epen),
verbruien:
verbruje (Q207p Epen)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdaat (Q207p Epen)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
17932 |
verdacht rondlopen |
in het schild voeren:
in ət sjild veurə (Q207p Epen)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
verdachtig:
vərdèchtəch (Q207p Epen)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
vərdinkə (Q207p Epen)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
gèld vərdeenə (Q207p Epen)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24634 |
verdord |
dor:
dèùər (Q207p Epen)
|
Uitgedroogd, dood, gezegd van planten en plantendelen (dor, verpieterd). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
ly(3)̄d (Q207p Epen),
lèèt (Q207p Epen),
smart:
schmerts (Q207p Epen),
spijt:
spiet (Q207p Epen)
|
een treurige stemming, zieleleed, kwelling van het gemoed, verdriet [trubbel, spijt, pijn, lijden, deer, vliem] [N 85 (1981)] || leed [SGV (1914)] || smart [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|
34155 |
verdrogen |
verzijen:
(de koe) vǝrzęi̯t (Q207p Epen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
21757 |
verduisteren |
achterhouden:
áátərhòwwə (Q207p Epen)
|
ontvangen geld stiekem achterhouden [seminariën, taken] [N 90 (1982)]
III-3-1
|