17936 |
verdwenen |
vort:
vŏĕt (Q207p Epen)
|
Weg, verdwenen: niet meer ter plaatse aanwezig (weg, verdwenen, rits, foetsie). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
23855 |
vereniging die de processiepaaltjes plaatst |
jonkheid:
joonkheed (Q207p Epen)
|
De vereniging of groep die de dag voor de processie de paaltjes (met de processievaantjes) en de rustaltaren plaatst. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q207p Epen)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
17924 |
verfrommelen |
verfrommelen:
verfrŏĕmələ (Q207p Epen)
|
Frommelen, verfrommelen: kreukels maken in bijv. een zakdoek (frommelen, fommelen, fronselen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21453 |
vergaderen |
vergaderen:
vergaadərə (Q207p Epen)
|
ter vergadering bijeengekomen zijn, vergaderen [garen, gaderen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
19251 |
vergeetachtig |
vergetelijk:
vergèttələch (Q207p Epen)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19250 |
vergeetachtig persoon |
vergeetachtige:
vergêêtechtigə (Q207p Epen)
|
een vergeetachtig persoon, iemand die telkens dingen vergeet [vergeetmuts, lapschaai] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18054 |
vergiftigen |
vergiften:
vergiftə (Q207p Epen)
|
Vergiftigen: door vergif doden (vergeven, vergiftigen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21412 |
verhaal |
geschichte (du.):
gàànsə gəsjĭĕchtə (Q207p Epen)
|
een uitvoerig verhaal [teel] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
31130 |
verhalfzolen |
halflappen:
hoaflapǝ (Q207p Epen)
|
De schoenen van nieuwe halfzolen voorzien. [N 60, 232a]
II-10
|