18797 |
verstand |
verstand:
versjtand (Q207p Epen)
|
het vermogen goed, helder te denken [verstand, bewijs, bewoud, vernuft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19179 |
verstandig |
redelijk:
redələk (Q207p Epen),
verstandig:
verstendig (Q207p Epen)
|
een goed verstand hebben; zijn verstand goed gebruikend [bezouwig, redelijk, radelijk] [N 85 (1981)] || verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
29112 |
verstellen |
stukken:
štø̜kǝ (Q207p Epen)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
koekversteken:
koek versjteeke (Q207p Epen)
|
Het spel waarbij alle personen zich verstoppen, behalve één die alle anderen moet zoeken; bij het doel (bijv. een boom) kunnen de verstopten zich afmelden (op dit spel bestaan vele varianten, misschien kunt u die ook vermelden: de naam en hoe het gespeeld [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verrekken:
verrökke (Q207p Epen),
verrökt (Q207p Epen)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
19304 |
vertrouwen |
vertrouwen:
vərtrówwə (Q207p Epen, ...
Q207p Epen)
|
iemand of iets betrouwbaar achten [vertrouwen, trouwen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
21737 |
vervanger |
remplaant (fr.):
rámpələsàng (Q207p Epen)
|
iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18928 |
vervelend werk |
geneuk:
gənöks (Q207p Epen)
|
vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21167 |
vervoerbewijs |
kaartje:
kètjə (Q207p Epen)
|
het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19270 |
verwaarlozen |
verwaarlozen:
verwààrloozə (Q207p Epen)
|
geen zorg voor iets dragen [verbaalmonden, niet tellen, verwaarlozen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|