23724 |
voorbidden |
voorbeden:
veurbèène (Q207p Epen)
|
Voorbidden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24025 |
voorbruidje |
engeltje:
ingelke (Q207p Epen)
|
Het bruidje dat de stoet van eerste-communicantjes opent, d.w.z. vooropgaat [veuringel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
doorsteek:
durchsjtiejək (Q207p Epen),
voorde:
vôôt (Q207p Epen)
|
de plaats waar een weg door een beek of een riviertje gaat, de plaats waar die beek doorwaadbaar is (voorde, voord) [N 90 (1982)] || doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23905 |
voorgeborchte |
voorgeborchte:
voorgeborgte (Q207p Epen)
|
Het voorgeborchte van de hel [vörgebörchte]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
18889 |
voornemen |
voornemen:
vêûrnéémə (Q207p Epen)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
veuërnèème (Q207p Epen)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
van plan zijn:
vá plan zîê (Q207p Epen)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
stalknieën:
štalknē (Q207p Epen)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
vêûrraot (Q207p Epen)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18278 |
voorschoot, schort (alg.) |
scholk:
scholk (Q207p Epen)
|
voorschoot [SGV (1914)]
III-1-3
|