e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wieg wieg: weech (Epen), weeg (Epen) wieg [SGV (1914)] || wieg; bak- of mandvormig ledikantje voor zeer kleine kinderen [wieg, krib, zuus] [N 86 (1981)] III-2-2
wiel rad: rat (Epen), meervoud  rār (Epen), radje: verkleinwoord  rɛtjǝ (Epen) Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.] I-13
wielerwedstrijd fietsrennen: fietsrenne (Epen) Snelheidswedstrijd voor wielrenners op de weg [koers, klassieker]. [N 88 (1982)] III-3-2
wielsteunen slagers: šlāgǝrs (Epen), staanders: štǭndǝrs (Epen) De latten, balkjes of ijzers die het spoorwiel van de rosmolen ondersteunen. [N D, 29] II-3
wierook wierook: wierook (Epen) Wierook [wierek, wierooch?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookkorrels wierook: wierook (Epen) Wierookkorrels. [N 96B (1989)] III-3-3
wierookvat wierooksvat: wierooksvat (Epen) Het wierookvat [wiereksvat, wieresvaas?]. [N 96B (1989)] III-3-3
wijden wijden: wieje (Epen) wijden [SGV (1914)] III-3-3
wijn wijn: wīēn (Epen) wijn [SGV (1914)] III-2-3
wijnazijn wijn-essig: wienessig (Epen) wijnazijn [SGV (1914)] III-2-3