34026 |
wilde koe |
wilde koe:
wel [koe] (Q207p Epen)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
WLD
hóntsrôês (Q207p Epen)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24873 |
wilde tijm |
tijm:
tijm (Q207p Epen)
|
Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24510 |
wilgenkatje |
katje:
kètsjəs (Q207p Epen)
|
De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24519 |
wilgenteen |
tak:
tak (Q207p Epen)
|
De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
wille (Q207p Epen)
|
willen [SGV (1914)]
III-1-4
|
21187 |
wimpel |
wimpel:
wimpəl (Q207p Epen)
|
een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17708 |
wind |
vots:
vòts (Q207p Epen)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wink (Q207p Epen)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
windərich (Q207p Epen)
|
winderig, gezegd van het weer [zuchtig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|