e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

Gevonden: 3496
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijpad kleine gang: klinge gaank (Epen) Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijtak zijtak: zĭĕjtak (Epen) Een zijtak (uittak, bezijden tak. [N 82 (1981)] III-4-3
zin (lust) zin: zin (Epen) het verlangen om iets te doen [lust, aard, troef, nijd, zin, goesting] [N 85 (1981)] III-1-4
zingen fluiten: fleutə (Epen) het geluid van zangvogels (slaan, slagen, zingen, fluiten) [N 83 (1981)] III-4-1
zingende mis zingmis: zingmees (Epen) Een mis waarin de gelovigen geestelijke liederen zingen [zingende mis, zingmès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zitbeenderen zitbenen: zetbēn (Epen) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitten zitten: zitte (Epen) zitten [SGV (1914)] III-1-2
zoeken zoeken: zeuke (Epen) zoeken [SGV (1914)] III-1-2
zoethout zoethout: zeuthout (Epen) zoethout [SGV (1914)] III-2-3
zogen, voeden (overg.) zogen: zŏĕgam (Epen), zŏĕgə (Epen) borstvoeding geven: Een kind aan de borst voeden (minnen, de mem geven, houden). [N 84 (1981)] || voedster; een vrouw die een kind van een andere vrouw zoogt [min, voedster] [N 86 (1981)] III-2-2