19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwen:
de wë-esch bleu-e (Q207p Epen)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
schpeule (Q207p Epen)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|
25312 |
decimeter, maat van 10 cm |
decimeter:
deesĭĕmeetər (Q207p Epen)
|
de maat die een lengte van 10 cm aangeeft, 1/10 deel van een meter [sol, palm, decimeter] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20808 |
deeg |
deeg:
deeg (Q207p Epen),
deeëg (Q207p Epen)
|
deeg [SGV (1914)]
III-2-3
|
25548 |
deeg kneden |
kneden:
knē̜ (Q207p Epen),
knē̜hǝ (Q207p Epen),
knē̜jǝ (Q207p Epen)
|
Bepaalde grondstoffen t.w. bloem, gist, zout, vocht vormen het deeg. Eventueel worden er nog andere toevoegingen bijgevoegd. Dit deeg gaat men kneden om een massa te verkrijgen waarin de verschillende grondstoffen in de juiste verhouding zo volkomen en gelijkmatig mogelijk dooreengemengd zijn (Schoep blz. 90-91). Naast "kneden met de hand" komt voor "kneden met de voeten" of kneden met de deegmachine". De informant van L 428 merkt op dat "mengelen" het mengen der diverse ingrediënten inhoudt en het eigenlijk kneden ''knē̜jǝ'' is. In dit lemma wordt het object "deeg" niet fonetisch gedocumenteerd. Bij documentatie zou de meest voorkomende variant dęjx zijn geweest. Daarnaast zouden er nog varianten voorkomen als dēx, dē.x, dējx, dē̜k, dē.jx, tī.x, dījx, dix, dīx en di.x.' [N 29, 20b; N 6, 47; S 18; L 1a-m: monogr.; L 22, 41]
II-1
|
19001 |
deerniswekkend |
meeleven:
mitléévə (Q207p Epen)
|
een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18910 |
degelijk |
degelijk:
deegələk (Q207p Epen),
grondig:
grundig (Q207p Epen)
|
degelijk te werk gaand zodat men erop kan vertrouwen [tedeeg, grondig] [N 85 (1981)] || grondig [SGV (1914)]
III-1-4
|
19396 |
deken |
deken:
deeëker (Q207p Epen)
|
Een deken, een geestelijke die belast is met het toezicht over enige parochies [däken]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24076 |
dekenaat |
dekenaat (<fr.):
dikkenaat (Q207p Epen)
|
Een dekenaat. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34458 |
dekgeld voor de geit |
dekgeld:
dekgɛlt (Q207p Epen)
|
[N 77, 108]
I-12
|