e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

Gevonden: 3496
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dekken bejagen: bǝjāgǝ (Epen  [(verouderd)]  ), dekken: dekǝ (Epen, ... ), dikkə (Epen) Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] || Hoe noemt u het vrouwelijke dier bevruchten (dekken, rijden, springen, remmelen) [N 83 (1981)] I-12, III-4-2
deksel deksel: diksel (Epen) deksel [SGV (1914)] III-2-1
deksel van een doodskist deksel: diksəl (Epen) het deksel van een doodskist [scheel, roef] [N 87 (1981)] III-2-2
dempig dempig: dɛmpex (Epen) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: dèn (Epen) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: dinke (Epen) denken [SGV (1914)] III-1-4
dennenappel dennenappel: denneappel (Epen), ∂dènnə-appəl (Epen) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [SGV (1914)] III-4-3
dennennaalden dennennaalden: dennenuld (Epen) dennennaald [SGV (1914)] III-4-3
dennenwortel wortel: wòttəl (Epen) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
desemen desemen: dissəmə (Epen) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3