e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Epen

Overzicht

Gevonden: 3496
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dronkaard zuiplap: zōēplap (Epen) dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] III-2-3
droog blijven overblijven: uvver blīēve (Epen) droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)] III-4-4
droogstaan droogstaan: (de koe) štēt drøx (Epen) Geen melk meer geven. [N 3A, 72b; JG 1a, 1b] I-11
drop lakrits: lakrits (Epen) drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] III-2-3
dropwater lakritswater: lakritswatər (Epen) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): nat wéér (Epen), nāt (Epen), (Fransche o: o klank uit mon).  enge natte zomer (Epen, ... ), regenachtig (weer): réénechtəch (Epen), vochtig (weer): vuchtəch (Epen) nat [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druppen: dröppe (Epen), hia drüpde van de rên (Epen, ... ), hia drüpt van de rên (Epen, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevekwaas (Epen) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk praten muilen: mŏĕlə (Epen) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken duwen: dujjə (Epen) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2