23699 |
een rozenhoedje bidden |
rozenkrans beden:
roeëzekraans bèène (Q207p Epen)
|
Een Rozenhoedje bidden [de roozekrans bèèje, ziech der roeëzekrans beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22385 |
een spel kaarten |
spel:
sjpeel kaate (Q207p Epen)
|
Een spel kaarten [stok, spel, speul]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34495 |
een zandbad nemen |
stubben:
štøbǝ (Q207p Epen)
|
Met de vleugels een zandbad nemen in de zonneschijn, gezegd van kippen. [N 19, 61b; A 28, 13a; A 28, 13b; Lu 6, 13a; Lu 6, 13b; monogr.]
I-12
|
34332 |
een zeugennest maken |
bed (zelfst. nmw.):
bet (Q207p Epen)
|
Van stro een soort nest maken voor het werpen, gezegd van de zeug. [N 76, 25; N 14, 56]
I-12
|
34542 |
eend |
eend:
ęnt (Q207p Epen)
|
[JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.]
I-12
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
schaap:
šǭp (Q207p Epen)
|
Vergelijk ook het lemma SCHAAP (2.1.1). [schaap met 6 tanden; heeft de mond vol]
I-12
|
18851 |
eenvoudig |
einfach (du.):
(= simpel).
eifach (Q207p Epen),
gewoon:
gəwoon (Q207p Epen)
|
eenvoudig [SGV (1914)] || zonder overdaad, weelde of vertoon, niet voornaam [bedest, gewoon, eenvoudig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21517 |
eenzaam |
eenzaam:
eenzáám (Q207p Epen)
|
alleen, zonder gezelschap; ver van mensen verwijderd [eenlijk, eendelijk, allenig, enig, eens] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
23709 |
eer aan de vader |
eer aan de vader:
eer aan de vader (Q207p Epen)
|
Het "Eer aan de Vader..."of "Glorie zij de Vader...". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23654 |
eerherstellende communie |
eerste vrijdag:
usjte vriedeg (Q207p Epen)
|
Een eerherstellende communie op de 1e vrijdag van de maand. [N 96B (1989)]
III-3-3
|