e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poort poort: poǝ.rt (Eupen), pō.rt (Eupen), pǭrt (Eupen) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: puǝt (Eupen), pūǝt (Eupen), voet: vȳt (Eupen) I-11
pop pop: popp (Eupen) Pop. [Willems (1885)] III-3-2
poppenspel kasperletheater (du.): Karte 353.  Kasperletheater (Eupen) Puppentheater. III-3-2
populier (alg.) populier: popelir (Eupen) populier III-4-3
porselein porselein: pǫšǝlī̄nǝ (Eupen), sèvres: afgeleid van de naam Sèvres, de bekende porseleinfabriek bij Parijs  tsīfər (Eupen) porselein || Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.] II-8, III-2-1
portefeuille brieftas: Karte 74.  Brieftasche (Eupen) Brieftasche III-3-1
postbode briefdrager: bre.ifdreə.gər (Eupen), Briefträger (Eupen) postbode [RND] III-3-1
poten planten: plai̯.ntǝ (Eupen) In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b] I-5
pottenbakker kannenbakker: kanǝbɛkǝr (Eupen), potbakker: pǫt˱bɛkǝr (Eupen), potmaker: pǫtmēkǝr (Eupen), pottenmaker: potǝmākǝr (Eupen) Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.] II-8