e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stof afnemen stubben: štøͅbə (Eupen) afstoffen III-2-1
stofblik troffel: tru.fəl (Eupen) stofblik [ZND 21 (1936)] III-2-1
stoffeerder stoffeerder: štofērǝr (Eupen) Persoon die de weefsels bekijkt en de laatste fouten eruit haalt. [monogr.] II-7
stok of twijg om een kind te straffen geerd: Een gard, garde is géén stok maar een bosje rijshout ; hier wordt duidelijk naar "stok of twijg om iemand te straffen"verwezen en wordt daar opgenomen.  géért (Eupen) gard (stok) [ZND 01 (1922)] III-2-2
stootring as: as (Eupen) Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.] I-13
stop voor fles of kruik zoolstop: zoͅlštoͅp (Eupen) Korkstöpfel, kurk III-2-1
stoppels stoppelen: štǫpǝlǝ (Eupen) De stompjes halm die na het maaien op het veld overblijven en later worden ondergeploegd. Opvallend polymorfe meervoudsvorming. [N 6, 7; N 15, 52; JG 1a, 1b; L 7, 53; L 15, 23; Wi 51; monogr.] I-4
stoppen stoppen: stopǝ (Eupen) Herstellen van fouten die tijdens het weven zijn ontstaan. [N 39, 146c] II-7
stopverf stopverf: štǫp˲vɛrv (Eupen) Soort deeg vervaardigd van krijt, loodwit en lijnolie, dat wordt gebruikt voor het dichtmaken van spijkergaten en scheuren in het houtwerk en het aanstoppen van glasruiten. [N 67, 28a; monogr.] II-9
stormx storm: štu̞rəm (Eupen), štu̯rəm (Eupen), Note: onder de o staat nog een trema; deze combinatieletter is niet te maken.  storm (Eupen) noodweer, storm || storm [ZND m] III-4-4