e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q284p plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleingeld kleingeld: klee geild (Eupen) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
kleinkinderen kindskinder: kɛntskɛi̯ndər (Eupen) kleinkinderen III-2-2
klepel klepel: kleəpəl (Eupen), klokkenzwengel (<du.): [sic]; vgl. Du. Glockenschwengel.  de klockescheegel (Eupen) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] || Klepel. [ZND 01 (1922)] III-3-3
kletsoor kasool: kašul (Eupen) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kleurx farbe: farbe (Eupen, ... ), kleur: kleur (Eupen, ... ), verf: va͂rf (Eupen, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klink klink: klɛŋk (Eupen), kruk: krøͅk (Eupen) klink || kruecke, thuerklinke III-2-1
klinknagel niet: nīt (Eupen) Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.] II-11
klokhuis kits: keͅ.tš (Eupen), kätsch (Eupen) klokhuis || klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)] III-2-3
klomp klomp: klomp (Eupen), kloͅmp (Eupen) In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp [ZND m] II-12, III-1-3
klomp boter klonter: klø̄i̯ntǝr (Eupen) Bepaalde hoeveelheid die gehanteerd werd om boter te verkopen. [Ge 22, 87; N 12, 62 add.; monogr.] I-11