e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mot mot: mott (Eupen), ook in ZND 31, 038  mot (Eupen) mot [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)] III-4-2
motor motoor: moto:r (Eupen) motor [RND] III-3-1
mout malt: malt (Eupen), mout: mout (Eupen) Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.] II-2
mouten malten: mɛltsǝ (Eupen) Graan tot mout verwerken. [monogr.; Jan 14d] II-2
mouter malter: mɛltsǝr (Eupen) De persoon die het brouwgraan tot mout verwerkt. In de grotere bedrijven ook de persoon die toezicht houdt over het moutpersoneel (Claessen, p. 3. 2). In L 210 en L 294 kent men geen aparte mouter, daar wordt het mouten door de brouwer zelf gedaan. [N 35, 24; monogr.] II-2
mug mug: möck (Eupen), NOL, overal  mö.k (Eupen) mug [Willems (1885)] III-4-2
muis muis: mues (Eupen), muisje: müsske (dim.) (Eupen) muis [Willems (1885)] III-4-2
muts: algemeen kap: Zelden.  kap (Eupen), muts: Algemener.  møtš (Eupen) pet, muts, klak [RND] III-1-3
mutsaard, houtmijt fak: takkenbos cf Dorren, uit Fr. Fagot  fack (Eupen) I-7
muur muur: mūr (Eupen) Uit diverse materialen, bijvoorbeeld baksteen of beton, opgetrokken bouwwerk ter afscheiding of ter ondersteuning. In dit en de volgende lemmata wordt onder een 'muur' vooral een uit bakstenen samengestelde afscheiding verstaan. Het woord 'wand' wordt in het onderzoeksgebied meestal gebruikt voor een uit verticale en horizontale balken samengestelde muur die vervolgens met vlechtwerk of metselwerk wordt opgevuld. Zie ook de paragraaf over het vak- en vlechtwerk. Worden in een gebouw een of meer kelders aangebracht, dan worden de muren die de kelder omsluiten geheel van harde metselsteen en waterdichte mortel opgetrokken. Een muur die boven de grond wordt opgemetseld, noemt men een 'opgaande muur'. Bij de muren van gebouwen onderscheidt men buiten- en binnenmuren en de voor-, zij- en achtergevel, de muren die respectievelijk de voorzijde, de zijkant en de achterzijde van het bouwwerk vormen. [N 31, 32a; S 25; L 1 a-m; L 6, 41b; L 12, 5; monogr.; Vld] II-9