33166 |
besjes aan de aardappelplant |
knollen:
knǫlǝ (Q284p Eupen)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
19285 |
beslissen |
resolveren (< fr.):
rəsoͅlvēͅrə (Q284p Eupen)
|
besluiten
III-1-4
|
21532 |
besteken |
schenken:
šeͅŋkə (Q284p Eupen)
|
schenken [ZND m]
III-3-1
|
18157 |
betten van een wonde |
baden:
bië (Q284p Eupen)
|
een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
24561 |
beuk |
beuk:
gecombineerd met ZND 1 a-m "beuk
by(3)̄:k (Q284p Eupen),
by’y.k (Q284p Eupen),
beukenboom:
böökeboom (Q284p Eupen)
|
beuk (een hoge beuk) [Heem 06.5-6 (1962)], [ZND 21 (1936)]
III-4-3
|
24468 |
beukennootje |
beukeneikel:
by‧ykəneikəl (Q284p Eupen)
|
beukenootje [ZND 01u (1924)]
III-4-3
|
20786 |
beurs, overrijp |
floetsetig:
flu.tšətəx (Q284p Eupen),
meelachtig:
m‧eələtəx (Q284p Eupen),
overrijp:
ø͂ͅvərrī.p (Q284p Eupen),
te rijp:
tə rī.p (Q284p Eupen)
|
beurs [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
20180 |
bevallen |
get kleins krijgen:
gɛt klɛnts krēgə (Q284p Eupen)
|
een kind krijgen
III-2-2
|
19259 |
bevel |
opdracht:
oͅpdrāx (Q284p Eupen),
order:
oͅdər (Q284p Eupen),
oͅrdər (Q284p Eupen)
|
aanwijzing, bevel || opdracht
III-1-4
|
25107 |
bewolkte lucht |
trbe (du.):
trübes weer (Q284p Eupen),
f kan ook b zijn
dröb weer (Q284p Eupen)
|
bewolkt [ZND 32 (1939)]
III-4-4
|