19957 |
poort |
poort:
poǝ.rt (Q284p Eupen),
pō.rt (Q284p Eupen),
pǭrt (Q284p Eupen)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
puǝt (Q284p Eupen),
pūǝt (Q284p Eupen),
voet:
vȳt (Q284p Eupen)
|
I-11
|
22806 |
pop |
pop:
popp (Q284p Eupen)
|
Pop. [Willems (1885)]
III-3-2
|
22660 |
poppenspel |
kasperletheater (du.):
Karte 353.
Kasperletheater (Q284p Eupen)
|
Puppentheater.
III-3-2
|
24490 |
populier (alg.) |
populier:
popelir (Q284p Eupen)
|
populier
III-4-3
|
19849 |
porselein |
porselein:
pǫšǝlī̄nǝ (Q284p Eupen),
sèvres:
afgeleid van de naam Sèvres, de bekende porseleinfabriek bij Parijs
tsīfər (Q284p Eupen)
|
porselein || Verzamelnaam voor ceramische produkten die gebakken zijn uit porseleinaarde waar zekere bijvoegsels door zijn gemengd. Porselein kenmerkt zich door het feit dat het in tegenstelling tot bijvoorbeeld gleiswerk, fijn, wit en halfdoorschijnend is en een ongekleurd, sterk glimmend glazuur vertoont. [Wi 53; L 35, 78; N 20, 5; monogr.]
II-8, III-2-1
|
21482 |
portefeuille |
brieftas:
Karte 74.
Brieftasche (Q284p Eupen)
|
Brieftasche
III-3-1
|
21203 |
postbode |
briefdrager:
bre.ifdreə.gər (Q284p Eupen),
Briefträger (Q284p Eupen)
|
postbode [RND]
III-3-1
|
33171 |
poten |
planten:
plai̯.ntǝ (Q284p Eupen)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|
29421 |
pottenbakker |
kannenbakker:
kanǝbɛkǝr (Q284p Eupen),
potbakker:
pǫt˱bɛkǝr (Q284p Eupen),
potmaker:
pǫtmēkǝr (Q284p Eupen),
pottenmaker:
potǝmākǝr (Q284p Eupen)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|