e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde roos (hondsroos, enz.) hondsroos: verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok  hiondsrūs (Eupen) egelantier [ZND 01 (1922)] III-4-3
wilg (alg.) wijde: wi (Eupen), wī (Eupen), wijdenboom: wi⁄eboͅmme (Eupen) wei; wilg(eboom) || wilg III-4-3
wilgenkatje katje: keͅtskərə (Eupen) katjes v. sommige bomen [ZND 34 (1940)] III-4-3
willen willen: weͅlə (Eupen) willen III-1-4
wind (alg.) wind: weͅint (Eupen), wäind (Eupen, ... ) wind [ZND 13 (1925)] III-4-4
winnen gewinnen: gewänne (Eupen, ... ), Inf.; - gewon (won), gewonne (gewonnen).  gewenne (Eupen) Gewinnen. || III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || Winnen. [Willems (1885)] III-3-2
winterwortelen moren: mūrǝ (Eupen), mūǝrǝ (Eupen) Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.] I-5
wis wis: węš (Eupen) Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.] II-12
wit halsboordje halsboordje: haŭsbörtje (Eupen) wit halsboordje (fr. faux-col) [ZND 32 (1939)] III-1-3
witte kaas, wrongel fluiterd: fløͅu̯tərt (Eupen), makei: ook koekies  makɛi̯ (Eupen) verse melkkaas, kwark || Weichkäse, Quark III-2-3