id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21304 | buurvrouw | nabuurse: no‧ə.bəšə (Eupen), nabuursvrouw: noəbeschvrŏ (Eupen) | buurvrouw [ZND 22 (1936)] III-3-1 |
27275 | calamien | kälmes: kɛlmǝs (Eupen) | Oxydisch zinkerts. [monogr.] II-4 |
19671 | canapé, sofa | canape: kanəpī (Eupen) | canape III-2-1 |
29999 | cementmortel | mortel: mø̜rtǝl (Eupen) | Mortel, bestaande uit cement en zand. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(mortel)', '-(spijs)', etc. het lemma 'Mortel'. [N 30, 37e; monogr.] II-9 |
20837 | cervelaatworst | belster: bɛlstər (Eupen), belsterworst: beͅ.l.stərwo͂.əš (Eupen), #NAME? beͅ.l.stərwo͂.əš (Eupen) | cervelaatworst [ZND 21 (1936)] || worst [ZND 21 (1936)] III-2-3 |
18824 | chagrijn | chagrijn: šagrɛŋ (Eupen), leedmoedig: lēətmøͅu̯dex (Eupen) | treurig || verdriet III-1-4 |
20545 | cichorei | cichorei: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m cichorēē (Eupen), suikerij: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m sukəriə (Eupen) | cichorei [ZND 01u (1924)] III-2-3 |
19823 | commode, ladenkast | commode: komoͅu̯t (Eupen) | commode III-2-1 |
32598 | compost | compost: kǫmpǝs (Eupen) | Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1 |
32599 | composthoop | meng: mɛŋ (Eupen), mijt: mīt (Eupen) | Bedoeld wordt een hoop van plantenresten, kaf-afval, zacht heggeknipsel, keukenafval, afval van weide of boomgaard, enz. die men regelmatig omzet en laat verteren tot vooral over de weide te strooien compost. [N M, 10c add.; N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 38a + b; monogr.] I-1 |