29213 |
de ketting van het scheerraam halen |
afbomen:
āf˱bø̜wmǝ (Q284p Eupen)
|
De ketting of de afzonderlijke twisten of gangen van het scheerraam afhalen. [N 39, 61; monogr.]
II-7
|
29268 |
de sprong opentreden |
het geleis trekken:
ǝt glęjs trękǝ (Q284p Eupen)
|
Met behulp van de schemels de schaften of schachten in hun grootste uitwijkingsstand zetten, zodat er een opening tussen de daarin ingeregen kettingdelen ontstaat (Van de Ven, pag. 42). [N 39, 109a]
II-7
|
29275 |
de tempel opzetten |
het doek door de tempel trekken:
ǝt dǫwk dø̜rx dǝr tɛmpǝl trękǝ (Q284p Eupen)
|
De tempel op het weefsel plaatsen. [N 39, 117b]
II-7
|
19640 |
de was blauwen |
blauwen:
blø͂ͅə (Q284p Eupen)
|
Wäsche bläuen
III-2-1
|
19681 |
de was bleken |
bleken:
blei.kə (Q284p Eupen)
|
de was op de bleek leggen [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
wassen:
wɛi̯šə (Q284p Eupen)
|
wassen
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
fladderen:
etym.!!!
plārə (Q284p Eupen)
|
was afspoelen
III-2-1
|
29230 |
de weefkam inhangen |
inhangen:
ɛhaŋǝ (Q284p Eupen)
|
De weefkam met toebehoren zoals weeframen, kamlatten, wel, springhouten, dwarstreden, treden in het getouw ophangen. [N 39, 76a]
II-7
|
29231 |
de weefkam of weeflade hoger hangen |
hoger hangen:
huǝgǝr haŋǝ (Q284p Eupen)
|
Kam en la hoger hangen. [N 39, 76b]
II-7
|
29232 |
de weefkam of weeflade lager hangen |
dieper hangen:
dęjpǝr haŋǝ (Q284p Eupen)
|
Kam en la lager hangen. [N 39, 76c]
II-7
|