e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebruik aangewente: Angewohnheit  āyəwendə (Eupen) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] III-3-2
geburen nabuurslui: noəbəšly (Eupen) buurman [ZND m] III-3-1
geen ... waard geen vuile pruim waard: geen voel pruum wēət (Eupen) Hoe zegt men van iets dat geen waarde heeft? (dat is geen ... waard). [ZND 28 (1938)] III-3-1
geer geer: gir (Eupen), giǝr (Eupen) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geeuwen gapen: gāpə (Eupen) gaffen, gähnen [geeuwen] [ZND m] III-1-2
geeuwhonger geeuwhonger: ji‧ə.hoͅŋər (Eupen) geeuwhonger [ZND 01 (1922)] III-2-3
gegraven waterloop graaf: grāv (Eupen) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gevreks: gefrēcks (Eupen), zie ook fricandel; mtl. fricare  gəfreͅks (Eupen) gehakt van vleesafval III-2-3
gehaktbal fricadel: freͅkədɛl (Eupen) Fleischklöschen III-2-3
geit geit: gęi̯t (Eupen), geitje: gɛtšǝ (Eupen) Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.] I-12