e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolraap (ondergronds) koolraaf: kolrāf (Eupen) Brassica napus L. subsp. rapifera. Bedoeld is hier de gekweekte knol van de plant met de naam koolzaad. De plant heeft gele bloemen; het vlees van de knol is oranjekleurig; bij sommige variëteiten ook wit. Koolraap stelt minder eisen aan de grond dan bieten. De verbouw is vrij algemeen in Limburg verspreid. De knollen worden vooral als veevoeder gebruikt en dan ingekuild; soms ook werden ze als groente gegeten. Er zijn twee soorten teelt: -onder de grond (hier behandeld); ook wel gewestelijk raapkool of knolraap genoemd of kortweg knol; -boven de grond; ook wel koolraap-boven-de-grond, glaskoolraap of koolrabi genoemd. Vaak is een meervoudsvorm opgegeven naast of in plaats van het enkelvoud; dit is steeds in het lemma aangegeven. Op grond van de laatste medeklinker in deze meervoudsvormen kan als slotmedeklinker van de enkelvoudsvormen eerder een verstemloosde -b dan een -p worden aangehouden. Op een enkel duidelijk tegenvoorbeeld na (meervoud koolrapen) is hier dan ook de spelling -raab aangehouden, in overeenstemming met de spelling -reub. Wanneer is opgegeven dat het woordaccent op de tweede lettergreep ligt is ook dat in het lemma vermeld. Vergelijk ook het lemma Koolzaad. [N 12, 39; N 12A, 3a; JG 1a, 1b, 2c; L 6, 36; monogr.; add. uit N 7, 1b] I-5
koolrabi, koolraap-boven-de-grond koolraaf: [koolraaf (Eupen) Brassica oleracea L. var. gongylodes L. Zie de toelichting bij het lemma Koolraap (Ondergronds). Koolrabi wordt als groente gekweekt. Het komt vaak voor dat de koolraap-boven-de-grond dezelfde naam draagt als de koolraap-onder-de-grond van het vorige lemma. Deze gevallen staan steeds voorop; voor de fonetische documentatie ervan zij verwezen naar de betreffende heteroniem uit het genoemde lemma Koolraap. Voor de spelling (-)raab, zie de toelichting bij het lemma Koolraap. [N 12A, 3b; monogr.; add. uit N 7, 16] I-5
koolzaad raps: raps (Eupen) Brassica napus L. subsp. oleifera. Naam voor het zaad en voor het hele gewas: een koolsoort die alleen om het oliehoudend zaad wordt geteeld. Het heeft felgele bloemen in de zomer. Vroeger werd het gemaaid en gedorst en werd het zaad geslagen om "smout" te verkrijgen. Vergelijk aflevering II.3, Molenaar, paragraaf Oliemolen, blz. 165-166. Vergelijk ook het lemma Koolraap: de soort gekweekt om de knol. Bij vliegop wordt opgegeven dat het een variëteit van koolzaad is; bij spoorzaad dat het als groenvoer wordt gebruikt. [JG 1a, 1b, 2b; monogr.] I-5
kooppenning godsalder: goͅ‧t.shaldər (Eupen) Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] III-3-1
koor koor: dĕr kour van gen kérch (Eupen) Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] III-3-3
koorts fieber (du.): fi:bər (Eupen), fiéber (Eupen) hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [RND] III-1-2
kopje kopje: køpkə (Eupen), køͅpkə (Eupen), tas: tas (Eupen), tass (Eupen) kopje || kopje, tas [ZND 28 (1938)] III-2-1
kopjeduikelen add. keukel: koukəl (Eupen) Purzelbaum. [ZND m] III-3-2
koppig kriebbelekrots: ook materiaal znd 28, 31  kribbelekrotz (Eupen), motsig: mutsex (Eupen), obstinaat: oͅbštənāt (Eupen) hardnekkig, arrogant || koppig [ZND 01 (1922)] III-1-4
koppig zijn een wormpje in gene kop haan: hat˂ ə wøͅrmkə ɛ gənə koͅp (Eupen), mucksen (du.): mutsə (Eupen) eigenzinnig zijn || koppig zijn III-1-4