e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eupen

Overzicht

Gevonden: 1837
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leeftijd, ouderdom ouder: odər (Eupen), ouderdom: aodərdòmmə (Eupen), odərdomə (Eupen) ouderdom [ZND 05 (1924)] III-2-2
leem, pijpaarde leem: leimə (Eupen) leem [ZND 01 (1922)] III-4-4
leest leest: lęjs (Eupen) De pasvorm, meestal van beukenhout, waaraan men de schoenen maakt. "De leest waarop de schoen gemaakt wordt, moet als het ware net een afgietsel zijn van de voet, en voor wat de stand aangaat, geschikt zijn volgens de hoogte der hiel waarvoor hij zal gebruikt worden" (Dierick, pag. 7). [N 60, 185a; N 60, 244a; L 1a-m; L 30, 8; S; monogr.] II-10
leeuw leeuw: lief (Eupen), liə.f (Eupen) Leeuw. [Willems (1885)], [ZND 30 (1939)] III-3-2
leggen leggen: leəgə (Eupen) legen, leggen [ZND m] III-1-2
legnest nest: nes (Eupen) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lenen borgen: Van Dale: borgen, 1. op krediet geven; -2. te leen geven; -3. zonder gerede betaling kopen; -4. ontlenen aan, van, bij iem. of iets; -5. waarborgen;  bøͅrəgə (Eupen), lenen: li‧ənə (Eupen) leenen [ZND m] III-3-1
lenggaren lenggaren: lɛŋgārǝ (Eupen), lenggarenspoeltje: lɛŋgārǝšpø̜lǝkǝ (Eupen) Een bosje garen op een klosje waaruit men draden neemt voor reparatie van kettinggaren. [N 39, 77f; monogr.] II-7
lepel lepel: leəpəl (Eupen), leəpələ (Eupen), lēpəl (Eupen) lepel [ZND m], [ZND m] III-2-1
leren leren: do has hy ət mejstə gəli‧ə‧rt eͅn do bez brāf chəwest, do døš fr"gər hejvəš chōənə es ti andər (Eupen), do[u} has hyət me[i}stə gəlîrt ʔɛ̝n bis brâf gəwɛ̝st, do[u} döš vrø[y}gər no heim jônəs də ʔaindər (Eupen), doə hast hy ət mēstə gəlīrt eͅn də bes brāf gəweͅst, doə kās vrøgər hēvəš gōnə (Eupen), li‧ə.rə (Eupen) Gij hebt vandaag het meeste geleerd en ge zijt braaf geweest, gij moogt vroeger naar huis gaan als de andere. Gij: deze ganse zin staat in de tweede pers. enkelv. [ZND 04 (1924)] || leeren [ZND m] III-3-1