19061 |
liefde |
liefde:
li̯vdə (Q284p Eupen)
|
Liefde. [ZND m]
III-3-1
|
19085 |
liegen |
liegen:
li̯.i.gə (Q284p Eupen),
li̯.igə (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen),
li‧i.gə (Q284p Eupen),
lége (Q284p Eupen)
|
liegen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
molenpaardje:
mø:ləpɛrtxə (Q284p Eupen),
ook in ZND 16, 006
mø.ələpeͅ.rtjə (Q284p Eupen)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
lië (Q284p Eupen)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
20464 |
lijkbidder |
lijkenbidder:
līkəbeͅdər (Q284p Eupen)
|
aanspreker, doodbidder
III-2-2
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
schraam:
šroom (Q284p Eupen, ...
Q284p Eupen)
|
Schramme, Strich. [ZND m]
III-3-2
|
33273 |
lijnzaad, vlaszaad |
lijnzaam:
līnzōǝm (Q284p Eupen)
|
Linum usitatissimum L. Lijnzaad is de gebruikelijke naam voor het zaad van de vlasplant en, in verband met de olieproduktie, ook voor het gewas. Zie paragraaf 4.2 en in het bijzonder het lemma Vlas. Uit de gerepelde en gedorste zaadbollen wordt olie geslagen, de lijnolie; de overblijvende pulp is een gezocht veevoer. De vormen die hier zijn samengebracht onder de typen lijzend en lijzens zijn te beschouwen als varianten van lijzaad, met een bijzondere verzwaring van het eerste lid. Ze zijn als afzonderlijke typen behandeld vanwege de samenstellingen in dit lemma en in de volgende lemmaɛs. [S 22; Wi 18; monogr.; add. uit JG 1b; L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33274 |
lijnzaadolie |
olie:
ǫǝlǝ(x) (Q284p Eupen)
|
De olie die uit lijnzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
vuilboom:
fulboͅmme (Q284p Eupen)
|
lijsterbesboom
III-4-3
|
20725 |
limburgse kaas |
herver kaas:
hɛrvərkīs (Q284p Eupen)
|
Limburger-, Herverkäse
III-2-3
|