20558 |
pap |
pap:
pap (Q119p Eygelshoven)
|
Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kuikje:
kykskǝ (Q119p Eygelshoven),
kykškǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
23237 |
pastoor |
pastoor (<lat.):
pastu.ər (Q119p Eygelshoven)
|
pastoor [RND]
III-3-3
|
20685 |
patates frites |
frieten:
friete (Q119p Eygelshoven)
|
Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23296 |
pater |
pater (lat.):
pa:tər (Q119p Eygelshoven)
|
pater [RND]
III-3-3
|
24223 |
patrijs |
patrijs:
pattrīēs (Q119p Eygelshoven),
veldhoen:
veldhón (Q119p Eygelshoven)
|
patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
27634 |
penningenkist |
markenkist:
markǝkes (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De kist waarin de penningontvanger ondergrondsde penningen deponeerde, wanneer hij die aan het begin van de dienst van de mijnwerkers had ontvangen. Met behulp van deze kist werden de penningen in de Domaniale mijn daarna naar boven gebracht, waar ze door de controle werden geadministreerd (Lochtman pag. 52). [N 95, 49]
II-5
|
27626 |
penningenlokaal |
markenboede:
markǝbūt (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
Lokaal waar men de dienstpenningen uitdeelde. Uit de woordtypen "portier" en "portiersloge" blijkt dat dat uitdelen ook door de portier kon gebeuren. De informant van Q 111 vermeldt dat de term "markenboede" vroeger werd gebruikt. [N 95, 5; monogr.]
II-5
|
31770 |
penzaag |
angenzeeg:
aŋǝzē̜ǝx (Q119p Eygelshoven),
brüstungzeeg:
bǝrøstuŋzē̜ǝx (Q119p Eygelshoven)
|
Kleine spanzaag die wordt gebruikt voor het zagen van fijn werk zoals de pennen en zwaluwstaarten voor houtverbindingen. Het zaagblad is 50 tot 60 cm lang, 5 tot 6 cm breed en fijngetand. Zie ook afb. 19. [N G, 22b; N 53, 8h + j; N 53, 9; N I, 1, add.; monogr.]
II-12
|
33568 |
peterselie |
peterselje:
petersilje (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven),
pitter silje (Q119p Eygelshoven)
|
[DC 69 (1994)]
I-7
|