19057 |
raar, vreemd |
vreemd:
vreëm (Q119p Eygelshoven)
|
vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
honigraat:
huǝnexroǝt (Q119p Eygelshoven)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
32189 |
radmaker |
radermaker:
rārmēǝkǝr (Q119p Eygelshoven)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
19576 |
ragebol |
spinnenveger:
sjpinneveäger (Q119p Eygelshoven)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
wassen:
wesje (Q119p Eygelshoven)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
33207 |
rapen |
rapen:
rāpǝ (Q119p Eygelshoven)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
19558 |
rasp |
raspel:
raspel (Q119p Eygelshoven)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17674 |
rechte, vormeloze benen |
stokken:
sjtekke (Q119p Eygelshoven)
|
benen: rechte, vormloze benen [mok-, motbeene] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
reeën (Q119p Eygelshoven)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
reëge boag (Q119p Eygelshoven)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|