34612 |
snuit van de wagen |
snuit:
šnut (Q119p Eygelshoven)
|
De voorkant van de twee balken die samen de vork vormen, waartussen de dissel is bevestigd. [N 17, 44c; N G, 70g; JG 1d]
I-13
|
17841 |
snurken |
snurken:
sjnórke (Q119p Eygelshoven)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19736 |
soda |
soda:
poedervorm
soda (Q119p Eygelshoven)
|
de witte stof, die door kruideniers en drogisten wordt verkocht in poedervorm en die gebruikt wordt om de was uit te koken, om hard water zacht te maken en in een bad waarvan men b.v. een zwerende vinger onderdompelt? (soda) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
20664 |
soep |
soep:
tsoep (Q119p Eygelshoven)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19521 |
soepterrine |
soepenkomp:
soepekómp (Q119p Eygelshoven)
|
soepterrine [N 20 (zj)]
III-2-1
|
31931 |
soevereinboor |
verzinkboor:
vǝrzɛŋk˱bōr (Q119p Eygelshoven)
|
Boorijzer voor hout waarvan het snijvlak kegelvormig is en voorzien is van verschillende inkervingen. Bij oudere soevereinboren is het boorijzer plat en onderaan spits uitlopend. De soevereinboor wordt gebruikt om de bovenrand van geboorde gaten kegelvormig af te schuinen. Op deze wijze kan bijvoorbeeld de kop van een schroef verzonken in het hout worden aangebracht. Zie ook afb. 76 en het lemma ɛsoevereinboor, verzinkboorɛ in Wld II.11, pag. 78-79. Het betreft daar een vergelijkbaar type boorijzer voor metaal.' [N 53, 166; N G, 31e; monogr.]
II-12
|
18196 |
sok |
sok:
zök (Q119p Eygelshoven)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
sulda:t (Q119p Eygelshoven)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
krapjes:
krepkes (Q119p Eygelshoven)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
sulda:tə (Q119p Eygelshoven)
|
soldaten [RND]
III-3-1
|