19504 |
dweil |
schroblommel:
sjroebloemel (Q119p Eygelshoven)
|
grove doek waarmee vloeren, stoepen, etc samen met water worden schoongemaakt [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eekhööərke (Q119p Eygelshoven),
eekkeurke (Q119p Eygelshoven)
|
eekhoorn [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
kwert:
kwêête (Q119p Eygelshoven)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən boͅtram šmīərə (Q119p Eygelshoven)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜.i̯ (Q119p Eygelshoven),
ē̜i̯ (Q119p Eygelshoven)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
34541 |
een ei afpellen |
schellen:
šęlǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Een ei van de schaal ontdoen. [N 19, 55b; A 39, 9b]
I-12
|
34534 |
een ei schouwen |
doorlichten:
dørlextǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
34523 |
een haan snijden |
snijden:
šnii̯ǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Een haan castreren. [N 19, 60b; monogr.]
I-12
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
een vies gezicht snijden:
ee vies gezich sjnieje (Q119p Eygelshoven)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
28012 |
een pijler aantrekken |
(een pijler) aantrekken:
ātrɛkǝ (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Een pijler in produktie nemen. Volgens een invuller uit Q 121 nam men op de Domaniale mijn een pijler in produktie aan het begin van een dienst. Dan werd namelijk het transportmiddel in bedrijf gezet zodat met de ontginning kon worden gestart. De zegsman uit L 417, die invult voor de mijnen in Waterschei en Zwartberg, maakt een onderscheid tussen "een pijler laten bollen" en "een pijler demarreren". Met de eerste term bedoelt hij het voorafgaand werk dat in de pijler wordt gedaan, terwijl hij onder de tweede verstaat het in produktie nemen van de pijler. [N 95, 200; monogr.; Vwo 14; Vwo 18]
II-5
|