18191 |
hoed (alg.) |
hoed:
hot (Q119p Eygelshoven)
|
hoed [RND]
III-1-3
|
34212 |
hoeden van koeien |
hoeden:
højǝ (Q119p Eygelshoven)
|
[N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.]
I-11
|
34099 |
hoef van de koe |
hoef:
hōf (Q119p Eygelshoven)
|
De hoef van de koe, in zijn geheel. [N 3A, 119a; JG 1a, 1b]
I-11
|
22358 |
hoepel |
reep:
reep (Q119p Eygelshoven, ...
Q119p Eygelshoven,
Q119p Eygelshoven)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || Velg, band, hoepel.
III-3-2
|
34619 |
hoepels van de huifkar |
beugelen:
byǝgǝlǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Houten hoepels waarover de huif gespannen werd. De hoepels werden in krammen tegen de zijplanken bevestigd. Meestal waren er vijf, waarvan de voorste naar voren helde. [N 17, 74 + 99]
I-13
|
18018 |
hoesten |
hoesten:
hóste (Q119p Eygelshoven)
|
hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
32205 |
holle ring aan de binnenzijde van de naaf |
ojief:
ojīf (Q119p Eygelshoven)
|
De holle ring aan de binnenzijde van de naaf, dus aan de kant van de as. Zie voor het woordtype ojief ook het lemma ɛojiefprofielɛ in de paragraaf over de vaktaal van de meubelmaker.' [N G, 43a, 3]
II-12
|
32203 |
holle ring aan de buitenzijde van de naaf |
verkeerde duivenjager:
vǝrkīǝrdǝ dȳvǝjēǝgǝr (Q119p Eygelshoven)
|
De groef aan de buitenzijde van de naaf. Zie voor het woordtype verkeerde duivenjager, dat werd opgegeven door de respondent uit Eygelshoven (Q 119) ook het lemma ɛkwart-holvormig profielɛ in de paragraaf over de vaktaal van de meubelmaker.' [N G, 43a, 1]
II-12
|
31852 |
holschaaf |
holschaaf:
hǭlšāf (Q119p Eygelshoven),
rondschaaf:
roŋkšāf (Q119p Eygelshoven)
|
Schaaf met een over de breedte holvormig gebogen zool, die samen met de bolschaaf een bijeenhorend paar vormt. Zie ook afb. 46. De holschaaf wordt door de timmerman gebruikt om rond lijstwerk te schaven en door de wagenmaker om kleine spaken een ronde vorm te geven. [N 53, 71c; N G, 38a; monogr.]
II-12
|
24324 |
hommel |
hommel:
hommel (Q119p Eygelshoven)
|
hommel [DC 09 (1940)]
III-4-2
|