34124 |
koe met hellend kruis |
hangvot:
hāŋvǫt (Q119p Eygelshoven)
|
[N 3A, 145a; monogr.]
I-11
|
34045 |
koe met rode vlek op de poot |
vlekpoot:
vlɛkpuǝt (Q119p Eygelshoven)
|
[N 3A, 138]
I-11
|
34125 |
koe met slappe, doorgezakte rug |
geknikte rug:
gǝknektǝ røk (Q119p Eygelshoven)
|
[N 3A, 145b]
I-11
|
34044 |
koe met witte vlek of streep op het voorhoofd |
blaar:
blǭr (Q119p Eygelshoven),
bleskoe:
blɛs[koe] (Q119p Eygelshoven)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 135a; N 3A, 136a]
I-11
|
34213 |
koeherder |
koehoeder:
kǫwhøjǝr (Q119p Eygelshoven)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34102 |
koeienmaag |
pens:
panš (Q119p Eygelshoven)
|
Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11]
I-11
|
19407 |
koekenpan |
aardappelspan:
eäpelspan (Q119p Eygelshoven),
bakpan:
bakpan (Q119p Eygelshoven),
koekenpan:
kokepan (Q119p Eygelshoven),
pan:
bijvoorbeeld voor eieren te bakken
pan (Q119p Eygelshoven)
|
pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20750 |
koekje |
platsje:
pletskes (Q119p Eygelshoven)
|
Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33349 |
koestal |
koestal:
kǫu̯[stal] (Q119p Eygelshoven)
|
De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s]
I-6
|
19515 |
koffiepot |
cafè-pot:
kaffepot (Q119p Eygelshoven),
kaffiepot (Q119p Eygelshoven)
|
pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|