19668 |
lade |
schot:
šoͅat (Q119p Eygelshoven)
|
tafella [DC 53a (1978)]
III-2-1
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝ (Q119p Eygelshoven),
lāmǝ (Q119p Eygelshoven)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
34586 |
lamoen |
gespan:
gǝšpān (Q119p Eygelshoven),
gestel:
gǝštɛl (Q119p Eygelshoven),
jǝštɛl (Q119p Eygelshoven)
|
Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20]
I-13
|
27160 |
lampenkamer |
lampenboede:
lampǝb˙ūt (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De ruimte waar men de mijnlampen onderhoudt en indien nodig repareert. [N 95, 241; monogr.; Vwo 467; Vwo 468]
II-5
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wick (Q119p Eygelshoven),
wik (Q119p Eygelshoven)
|
lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33640 |
landerijen |
eigendom:
ēgǝndom (Q119p Eygelshoven)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
32822 |
landrol |
wals:
wals (Q119p Eygelshoven),
wel:
wɛl (Q119p Eygelshoven)
|
De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.]
I-2
|
34614 |
langboom van de wagen |
langboom:
laŋk˱bōm (Q119p Eygelshoven)
|
Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr]
I-13
|
18599 |
lange onderbroek? |
mansluisboks:
mansluus boks (Q119p Eygelshoven)
|
Lange onderbroek voor mannen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24418 |
langpootmug |
hooiwagen:
huiwaan (Q119p Eygelshoven)
|
langpootmug [DC 18 (1950)]
III-4-2
|