17566 |
opperhuid |
vel:
t vèl (Q119p Eygelshoven)
|
opperhuid [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18030 |
oprispen |
rupsen:
röpsje (Q119p Eygelshoven)
|
oprispen, een boertje laten [beuke, bulke, opgeure, opbotte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
17900 |
optillen |
opheven:
ophēəvə (Q119p Eygelshoven)
|
optillen [RND]
III-1-2
|
28065 |
opzichter |
stijger:
štīgǝr (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Julia])
|
Laagste rang bij het toezichthoudend personeel in het ondergronds bedrijf. De porion koppelt de opdracht van de ploegbaas aan die van de toezichter en hij is verplicht een in verlegenheid verkerende arbeider de helpende hand toe te steken (Defoin pag. 189). De opzichter is te herkennen aan zijn meterstok (zie het lemma Meterstok), maar ook aan zijn koperen lamp (Emma, Hendrik, Wilhelmina, Oranje Nassau I, III, IV, Maurits) of blanke lamp (Winterslag, Waterschei, Emma, Oranje Nassau I-IV, Willem-Sophia, Laura, Julia), aan een witte band op de petlamp (Zolder), aan zijn witte pak (Maurits, Domaniale, Julia), aan zijn witte helm (Eisden) en aan zijn witte lamp met groene ring (Zwartberg, Waterschei). Om opzichter te worden moest men in Nederland de Mijnschool volgen. [N 95, 128; monogr.; N 95, add.; Vwo 576; Vwo 615; Vwo 744]
II-5
|
28170 |
opzichter van de luchtverversing |
wetterstijger:
wɛtǝrštīgǝr (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Domaniale])
|
De persoon die zorgt voor de circulatie en verdeling van verse lucht in de mijn; tevens controleert hij de vochtigheidsgraad van de lucht en de aanwezigheid van mijngas. [N 95, 135; monogr.]
II-5
|
27699 |
opzichterskamer |
stijgersboede:
štīgǝrsbūt (Q119p Eygelshoven
[(Laura / Julia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Ruimte waar de opzichters voor en na de dienst bereikbaar zijn voor besprekingen en het schrijven van materiaalbonnen, het invullen van dienstenlijsten, etc. Op de Domaniale mijn had iedere opzichter zijn eigen loket. [N 95, 27; div.]
II-5
|
34053 |
os |
os:
ǫs (Q119p Eygelshoven)
|
Gesneden mannelijk rund [N 3A, 19; JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 12; L 4, 37; L 20, 12; Wi 16; monogr.]
I-11
|
24460 |
otter |
visotter:
veuschotter (Q119p Eygelshoven)
|
otter [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
22317 |
oudejaarsavond |
silvester:
silvester (Q119p Eygelshoven),
silvesteravond:
Silvesteròvent (Q119p Eygelshoven)
|
Oudejaarsavond [silvesteraovent]. [N 06 (1960)] || Oudjaarsavond.
III-3-2
|
22318 |
oudejaarsdag |
oudjaar:
òdjôôr (Q119p Eygelshoven)
|
Oudejaarsdag. [N 06 (1960)]
III-3-2
|