18281 |
pet: algemeen |
kap:
møyts = over de oren
kap (Q262p Eynatten),
muts:
møyts = over de oren
møytš (Q262p Eynatten)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
23172 |
piano |
klavier (du.):
Karte 244.
Klavier (Q262p Eynatten)
|
Klavier.
III-3-2
|
30450 |
ploegen |
ploegen:
plorǝ (Q262p Eynatten)
|
Bouwland met de ploeg bewerken. De termen in dit lemma worden geacht toepasselijk te zijn op het ploegen in het algemeen. Hiervoor is lang niet overal een aparte, semantisch neutrale term in gebruik. Meestal blijkt daar het plaatselijke woord voor het ploegen van de zaaivoor ook aangewend te kunnen worden voor het ploegen in het algemeen. Van de onderstaande termen kunnen ploegen, akkeren, bouwen e.d. doorgaans zowel absoluut ("morgen ga ik ploegen") als ook in verbinding met een object (de akker, het land, een stuk) gebruikt worden. De met om- samengestelde woorden aan het eind van het lemma hebben steeds een object: meestal de akker e.d., soms een onder te ploegen gewas. Voor omdoen in de zin van ondiep ploegen, zie men het betreffende lemma. [N 11, 41; N 11A, 106; JG 1a + 1b; JG 2a-1, 7; A 20, 1b; A 23, 1c; A 27, 24a; A 33, 17; Gwn 7, 1; S 28; Wi 38; Lu 1, 1c; Lu 5, 24a; L 34, 46; monogr.]
I-1
|
32647 |
ploegschaar |
mes:
mɛts (Q262p Eynatten)
|
Het mesvormig ploegonderdeel dat bij het ploegen de voor van onderen lossnijdt. Het spitse uiteinde hiervan zit voor op de punt van de ploegzool. Oude keerploegen hadden een pijl- of hartvormige schaar; in aansluiting daarop werd links of rechts van de ploegzool het riester aangebracht. Bij andere oude ploegtypen was de schaar een licht gebogen driehoekige plaat, waarop een verstelbaar riester aansloot. Het snijdend onderstuk van deze schaar kon ook een afneembaar onderdeel zijn. Het door schaar en riester gevormde geheel was in dat geval drieledig. Bij latere ploegen zijn het riester en het daaraan voorafgaande, niet-snijdende deel van de oude schaar vervangen door een groot gebogen blad. Onder aan dit blad is de snede bevestigd. Van de onderstaande benamingen zijn grote en dikke schulp, grote schalm en groot schaar van toepassing op de oude driehoekige schaar en/of op de latere combinatie van mes en blad. Dit geldt in veel gevallen ook voor schulp, schalm en schaar. Voor wat (ploeg)mes en enige andere termen betreft, zie men ook wat aan het einde van het lemma kouter is opgemerkt. [JG 1a + 1b + 2c; JG 2a-1, 3; JG 2b-4, 2b; A 26 , 5 ; Lu 4 , 5 ; N 11, 31.I.b + 38; N 11A, 85c + 87a + 88a + 89a; L 1a-m; L 28, 40]
I-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtleͅfəl (Q262p Eynatten)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
33172 |
pootgoed, pootaardappelen |
plantsel:
pla.ntsǝl (Q262p Eynatten)
|
Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22]
I-5
|
22660 |
poppenspel |
kasperletheater (du.):
Karte 353.
Kasperletheater (Q262p Eynatten)
|
Puppentheater.
III-3-2
|
21482 |
portefeuille |
brieftas:
Karte 74.
Brieftasche (Q262p Eynatten)
|
Brieftasche
III-3-1
|
21203 |
postbode |
briefdrager:
Briefträger (Q262p Eynatten)
|
postbode
III-3-1
|
33171 |
poten |
zetten:
zętsǝ (Q262p Eynatten)
|
In dit lemma staan de algemene benamingen voor het planten van de pootaardappelen bijeen. [N 12, 10; N 15, 1b en 1c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17d.I; Lu 1, 17d.I; Wi 43; monogr.; add. uit N 12, 15; N M, 18a en 18b]
I-5
|